Op 22 april 1924 richtte hoogleraar Opvoedkunde Peter Petersen het jenaplanonderwijs op. De uitgangspunten waren vernieuwend, omdat de belevingswereld van het kind centraal stond. In 1962 ging de eerste jenaplanschool in Nederland (“De Brug” in Utrecht) van start. Op dit moment zijn er in Nederland zo’n 190 jenaplanbasisscholen en vijf middelbare jenaplanscholen. Een daarvan is De Tandem in Hoorn, directeur-bestuurder is Ids de Haan.
Je werkt inmiddels al zo’n 20 jaar in het jenaplanonderwijs. Waarom past dit onderwijs bij jou?
“Jenaplan ziet de school als leef- en werkgemeenschap, een plek waar je leert samenleven. De vier basisactiviteiten zijn: samen spreken, samen werken, samen spelen en samen vieren. We besteden daarom veel aandacht aan de sociaal-emotioneel ontwikkeling van kinderen. Hoe ga je respectvol met elkaar om, hoe werk je samen, wat vraagt dat van jou en van de ander? Daarnaast vinden we het belangrijk dat leerlingen een beeld krijgen van waar ze goed in zijn. Op die manier heb ik altijd naar onderwijs gekeken.
Mensen denken overigens vaak dat jenaplan vrijblijvend is, dat leerlingen mogen doen wat ze willen. Dat is niet het geval, we geven modern en goed onderwijs. Ik vind dat een pedagogisch concept geen excuus mag zijn voor mindere resultaten. Gelukkig doen we het goed, de Onderwijsinspectie is tot nu toe altijd tevreden geweest in haar oordeel.”
Is dat ook een reden waarom ouders voor jullie school kiezen?
“Zeker. Wat we vaak van ouders horen is dat ze het mooi vinden dat hun kinderen de kans krijgen om samen te werken en te leven, in een maatschappij waar het individu steeds centraler staat. Naast de interactie tussen kinderen noemen ze ook de sfeer en rust in onze school.
We zijn een middelgrote school, met ongeveer 200 leerlingen, in een nieuwbouwwijk. We hebben een beperkt aannamebeleid, zodat we niet te groot worden. Dan kun je de jenaplanvisie ook beter tot uiting laten komen.
Op dit moment zijn we bezig met de verbouwing van ons gebouw. Dat past ook weer heel goed bij het jenaplan-principe om de buitenwereld binnen te halen: we laten de kinderen zien wat er gebeurt, welke mensen meewerken en welke gereedschappen en instrumenten worden gebruikt.”
Jenaplan bestaat nu 100 jaar, en zo’n 60 jaar in Nederland. Zie je elementen terugkomen in andere vormen van basisonderwijs?
“Ja, bijvoorbeeld de kring, waarin leerlingen gezamenlijk van alles bespreken: van het wereldnieuws tot het rekenwerk waar ze daarna mee aan de slag moeten. Zoiets zie je ook op andere scholen. Belangrijk is dan wel dat je de essentie behoudt, niet dat de leraar een onderwerp kiest en vooral zelf aan het woord is. Het gaat er juist om dat leerlingen verantwoordelijkheid nemen en leren hoe ze in een groep hun mening of ideeën kunnen geven.
Ik denk dat je ook steeds meer ziet dat scholen de interactie aangaan met de buitenwereld. Vanuit de jenaplan-gedachte doen we al heel lang veel excursies, maar vragen ook ouders met interessante beroepen om daar iets over te vertellen. Ons onderwijs is er op gericht om kinderen voor te bereiden op de maatschappij.”
En de toekomst van jenaplan?
“Landelijk zie je dat veel ouders belangstelling hebben voor traditioneel vernieuwingsonderwijs, voor een school die bewust meer biedt dan alleen het cognitieve.
Ik denk wel dat de groeiende nadruk op basisvaardigheden spanning kan veroorzaken, het kan zijn dat onderwijs daardoor te veel focus krijgt op leren van taal, lezen en rekenen. Wat natuurlijk erg belangrijk is. Dat bespreek ik ook regelmatig in het team, dat we de aandacht blijven houden voor de andere aspecten van ontwikkeling.
Dat is ook het beste argument voor jenaplan. We zien hoe mooi kinderen zich ontwikkelen, op allerlei vlakken: van sociaal-emotioneel tot en met het nemen van eigen verantwoordelijkheid.”