Terug naar overzicht

Nationaal Programma Onderwijs: de school aan zet

In het Nationaal Programma Onderwijs worden in het funderend onderwijs verschillende maatregelen getroffen om leerlingen waar nodig langer, meer en effectievere (onderwijs)tijd te bieden. Scholen maken hun eigen plannen en nemen maatregelen die passen bij de situatie van hun leerlingen. Scholen ontvangen hiervoor de komende twee schooljaren substantiële extra financiële middelen. Een gemiddelde basisschool ontvangt € 180.000 per jaar, een gemiddelde vo-school € 1,3 miljoen.

De gelden zetten zij in voor bewezen effectieve interventies, zoals extra docenten en ondersteuning in de klas, voor bijles en huiswerkbegeleiding op school, voor (intensieve) ondersteuning en begeleiding van leerlingen, voor aanvullende zomerprogramma’s of weekendscholen, en voor andere maatregelen om de gevolgen van de coronacrisis aan te pakken en perspectief te bieden aan leerlingen. In overleg met de sector en met inbreng van wetenschappelijke expertise wordt voor de zomer gestart met het in kaart brengen van bewezen effectieve interventies om op schoolniveau, groepsniveau en leerlingniveau vertragingen aan te pakken. Dit leidt tot een ‘menukaart’ met interventies en handreikingen om in te zetten.

Actie voor de zomervakantie
Van alle scholen in het funderend onderwijs wordt verwacht dat ze vóór de zomervakantie van 2021 de (eventuele) cognitieve, executieve en sociale achterstanden van hun leerlingen door corona in beeld brengen. Deze analyse op schoolniveau is het vertrekpunt voor de maatregelen op schoolniveau de volgende twee schooljaren (schooljaar 2021/2022 en 2022/2023), en voorwaarde voor het ontvangen van de middelen (hoe die aan te vragen bij OCW moet nog worden uitgewerkt).  Op basis van de analyse over de opgelopen vertragingen stelt elke school een School Programma op: een meerjarenplan, passend bij de lokale situatie en gebruikmakend van effectieve interventies uit de ‘menukaart’.

De schoolteams en leraren hebben hier een belangrijke stem in, vergelijkbaar met de werkdrukmiddelensystematiek. Zij weten immers het beste wat hun leerlingen nodig hebben. Na instemming door de medezeggenschapsraad stelt het schoolbestuur het plan vast, en informeert het de gemeente hierover. Op basis daarvan kunnen gemeenten bepalen welke aanvullende onderwijsprogramma’s, begeleiding of kennisdeling zij ter ondersteuning aan scholen bieden, met name voor scholen met extra uitdagingen.

Eigen schoolprogramma
Scholen starten in het schooljaar 2021/2022 met de uitvoering van hun eigen schoolprogramma. Zij worden daarbij ondersteund door de landelijke overheid en door de gemeente. In schooljaar 2021/2022 en schooljaar 2022/2023 worden aanvullende middelen beschikbaar gesteld om dit te organiseren. De middelen moeten zo veel mogelijk direct ten goede komen aan het onderwijs in de klas. De meeste financiële middelen gaan dan ook naar de scholen. Gemeenten ontvangen extra middelen om aanvullende maatregelen te treffen die scholen niet of minder goed zelf kunnen treffen, bijvoorbeeld met meer inzet van kinderopvang en jeugdzorg.

Scholen blijven zicht houden op de ontwikkeling van hun leerlingen en stellen hun meerjarenplan daarop indien nodig bij. Zij verantwoorden zich over de besteding van de middelen en de gekozen interventies in het reguliere jaarverslag. Ook brengt OCW in beeld of deze interventies werken op scholen. Zo nodig wordt bijgestuurd als blijkt dat de interventies niet het gewenste effect hebben. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van de gegevens uit de leerlingvolgsystemen.

Scholen extra open
Als de scholen weer (geheel of deels) geopend zijn, moeten leerlingen die dat nodig hebben en die dat willen er terecht kunnen voor (extra) onderwijs en begeleiding, zo nodig ook tijdens de zomervakantie. Scholen doen een aanbod voor extra onderwijs en begeleiding aan leerlingen die dit nodig hebben. Leerlingen die dat nodig hebben moeten door hun school ook in de gelegenheid gesteld worden om in de vakanties extra onderwijs te volgen of meer begeleiding te krijgen. Het volgen van lessen in weekenden en in vakanties is facultatief voor leerlingen, maar leerlingen die hier baat bij hebben zullen hiertoe door hun school wel extra worden gestimuleerd. Dergelijke lessen kunnen worden verzorgd door leraren van de eigen school of door derden, onder verantwoordelijkheid van de school. Leraren die bereid zijn in de vakantie extra onderwijs te verzorgen, zullen daar uiteraard een passende vergoeding voor krijgen.

Externe ondersteuning
Niet alle vertraging en achterstanden kunnen door scholen zelf worden weggewerkt. Er is ook iets nodig naast het reguliere onderwijsprogramma. Te denken valt aan speciale (inhaal-en ondersteunings-)programma’s in de vorm van verlengde schooldagen, zomer-en weekendscholen en gratis huiswerkbegeleiding. Daarbij kunnen ook externe partijen worden ingeschakeld, zoals (studenten van) lerarenopleidingen of andere mbo-, hbo-en wo-studies, gemeenten, bibliotheken, culturele instellingen, jeugdzorg, kinderopvang, maatschappelijke organisaties en (al dan niet commerciële) aanbieders van bijscholingsprogramma’s. Essentieel is dat dit aanbod aansluit op wat leerlingen nodig hebben en dat de regie en de verantwoordelijkheid bij de school ligt. De gekozen maatregelen moeten bewezen effectief zijn en de randvoorwaarden (zoals ouderbetrokkenheid) moeten op orde zijn.

Wijziging lesstof en overgangsnormen
Scholen kunnen ook keuzes maken ten aanzien van de lesstof, om de resterende onderwijstijd van dit schooljaar optimaal te benutten. Scholen en leraren kunnen ervoor kiezen een deel van de lesstof die eigenlijk dit schooljaar aan de orde zou komen naar het volgende leerjaar te verschuiven of (tijdelijk) meer focus in het programma en in de toetsen aan te brengen. Dan hoeft niet alle lesstof die normaliter dit schooljaar aan de orde zou zijn gekomen nog voor de zomer behandeld te worden.

Scholen gaan zelf over hun overgangsnormen van het ene schooljaar naar het volgende. Zeker nu kunnen zij die flexibel toepassen en leerlingen vaker het voordeel van de twijfel geven. De overgang van primair naar voortgezet onderwijs is een belangrijke en soms ook kwetsbare schakel in de onderwijsloopbaan van leerlingen. Het is van belang dat basisscholen leerlingen kansrijk adviseren en dat middelbare scholen leerlingen kansrijk plaatsen. Scholen kunnen hiervoor (verlengde) brede of heterogene brugklassen inrichten en overgangs-en doorstroomnormen flexibel hanteren. In het Nationaal Programma stimuleert dit, onder andere door het aanbieden van brede brugklassen aantrekkelijk te maken.

Rol van de onderwijsinspectie
De Inspectie van het Onderwijs zal in het toezicht rekening houden met en aansluiten bij de ontstane situatie en de gekozen aanpak in het kader van het Nationaal Programma, onder andere door aandacht te besteden aan de invulling en het effect van de interventies en door aandacht te besteden aan het welbevinden van leerlingen, studenten en personeel. Daarnaast gaat de inspectie thema-onderzoeken uitvoeren om op stelselniveau een beeld te geven.

Het hele Nationaal Programma Onderwijs vind je hier.

Mocht je na het lezen van dit artikel nog vragen hebben over het Nationaal Programma Onderwijs? Nienke van de VBS Helpdesk staat voor je klaar via 070 – 331 52 15, helpdesk@vbs.nl of (Whatsapp) 06 – 33029694.

(17-02-2021)

Gerelateerd