Terug naar overzicht

Medezeggenschap deel 3: instemming en adviesbevoegdheid van de MR

Goede medezeggenschap is belangrijk voor een goed werkende organisatie. En voor de mensen die daar werken. Hoe geef je dus op een goede wijze invulling aan medezeggenschap? En hoe werken de verschillende mensen – zoals schoolleiders, bestuurders en (G)MR – op een goede manier samen? De komende tijd publiceert VBS drie artikelen over dit onderwerp. In dit derde artikel gaan we in op de instemmings- en adviesbevoegdheid.

De medezeggenschapsraad (MR) is het wettelijke orgaan voor inspraak en medebestuur in het onderwijs. Elke school moet een MR hebben. De Wet Medezeggenschap Onderwijs regelt de samenstelling, taken en bevoegdheden van de raad. Het eigen MR-reglement stelt nadere regels. Ook bij weinig animo moet het bevoegd gezag zorgen dat de MR bemenst wordt.

De MR spreekt zowel voor ouders, personeel als leerlingen en heeft als taak om een klimaat van openheid, openbaarheid en onderling overleg te scheppen en in stand te houden. Voor zeer veel besluiten heeft het schoolbestuur advies of zelfs instemming van de medezeggenschapsraad nodig, alvorens de besluiten wetsgeldig kunnen worden uitgevoerd. Minimaal 2 keer per jaar moet het bestuur de raad in de gelegenheid stellen om met het bestuur de algemene gang van zaken binnen de school te bespreken.

Instemmingsrecht      
De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht op verschillende onderwerpen die de school aangaan. Het kan zijn dat de hele MR moet instemmen of de afzonderlijke personeelsgeleding of ouders/leerlingengeleding.

Een beleidsnotitie van het bevoegd gezag dat wordt voorgelegd aan de MR is in termen van medezeggenschap een ‘voorgenomen besluit’. Voor bepaalde onderwerpen heeft het bevoegd gezag de instemming van de MR nodig voordat het besluit definitief kan worden gemaakt.

Bij het instemmingsrecht van de MR is het verplicht dat het bevoegd gezag het besluit van de MR opvolgt. Indien de MR niet instemt met een bepaald voorgenomen besluit, kan het bevoegd gezag dit besluit niet definitief maken. Er zijn dan drie mogelijkheden: (1) het voorstel wordt ingetrokken, (2) het voorstel wordt aangepast en opnieuw aan de MR voorgelegd of (3) de zaak wordt voorgelegd aan de geschillencommissie.

Geschillen over instemming
Als de MR besluit niet in te stemmen met een bepaald voorstel, kan het bevoegd gezag besluiten de zaak voor te leggen aan de geschillencommissie. Deze commissie doet een bindende uitspraak of het bevoegd gezag ondanks het onthouden van de instemming van de MR het voorgenomen besluit mag uitvoeren. De commissie kan dit besluiten als de MR onvoldoende valide argumenten heeft aangedragen om niet in te stemmen met het voorgenomen besluit. Daarom moet de MR de argumenten om niet in te stemmen helder formuleren. Als de MR dit niet doet, is de kans groot dat de geschillencommissie besluit dat het bevoegd gezag het voorgenomen besluit alsnog mag gaan uitvoeren.

Als het bevoegd gezag een besluit neemt waarmee de MR niet heeft ingestemd, waarvoor geen instemming is gevraagd of waarvoor geen toestemming van de geschillencommissie is gekregen, kan de MR de nietigheid van het besluit inroepen. De MR moet schriftelijk een beroep doen op de nietigheid, binnen zes weken nadat het bevoegd gezag zijn besluit heeft genomen, of binnen zes weken nadat de MR te weten is gekomen dat er een besluit is genomen waaraan geen instemming is verleend.

Adviesrecht
Adviesrecht houdt in dat het bevoegd gezag de MR om advies moet vragen over een voorstel voordat over wordt gegaan tot de implementatie van het voorstel. De MR heeft hier dus het recht positief dan wel negatief te adviseren over een voorliggend beleidsvoorstel. Als het bevoegd gezag het advies niet overneemt, moet deze een inhoudelijke argumentatie geven aan de MR.

De MR heeft verschillende adviesrechten. Adviesrechten zijn altijd voor de MR als geheel en niet voor afzonderlijke geledingen van de MR. Het adviesrecht gaat vooral over onderwerpen die met de organisatie van de school te maken hebben.

Een advies moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd, dat deze van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming. Ook moet de MR in gelegenheid worden gesteld overleg te voeren met het bevoegd gezag voordat hij het advies uitbrengt. Ook is vastgelegd dat de MR zo spoedig mogelijk schriftelijk wordt geïnformeerd over de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven.

Tenslotte wordt de MR in de gelegenheid gesteld overleg te voeren met het bevoegd gezag, als het advies niet of deels niet wordt gevolgd. Pas na dit overleg kan het bevoegd gezag een definitief besluit nemen.

Niet opvolgen van advies
Bij het adviesrecht kan het bevoegd gezag de reactie van de MR gemotiveerd deels of geheel naast zich neerleggen. Het is van belang dat het bevoegd gezag goed onderbouwt waarom een advies niet wordt opgevolgd. Als het bevoegd gezag weinig of geen toelichting geeft waarom het advies van de MR niet wordt opgevolgd, is het mogelijk de zaak voor te leggen aan de geschillencommissie.

Als het bevoegd gezag geen advies aan de MR heeft gevraagd en de MR van mening is dat het bevoegd gezag wel advies had moeten vragen, kan de MR ook een adviesgeschil voorleggen aan de geschillencommissie. Deze zal dan in de wet kijken of er advies had moeten worden gevraagd. Soms kan er echter onduidelijkheid zijn over de vraag of een bepaald beleidsvoornemen wel of niet onder het adviesrecht valt.

Bron: Vereniging Openbaar Onderwijs

Gerelateerd